Regelmatig beland ik in een discussie over het begrip ervaringsdeskundig. Altijd noem ik dan dat het woord in gewoon Nederlands betekent dat je iets leert door ervaring. Gek genoeg zijn mijn gesprekspartners nooit geïnteresseerd in het feit dat bijna iedereen in Nederland dat woord zo gebruikt. Ze gaan me altijd een theoretisch model uitleggen, dat tegenwoordig gangbaar is in de wereld van ervaringsdeskundigen. Ik vind het maar gek. Respectloos zelfs.
Door Trudy Jansen

Mensen die tijdens een training of opleiding leren hoe ze hun ervaringsdeskundigheid zinvol in kunnen zetten, leren daarbij een bepaald begrippenkader. Je mag jezelf volgens hen pas ervaringsdeskundig mag noemen als je ook ervaringskennis hebt vergaard. Ooit gebruikte ik dit jargon ook, inclusief het bekende rijtje Ervaring – Ervaringskennis – Ervaringsdeskundigheid. Vroeger was dat logisch . Sinds 1999 werk ik in de cliëntenbeweging. In die tijd moesten we nog strijden voor de erkenning van ervaringsdeskundigheid. We gebruikten begrippen als ‘collectieve ervaringskennis’ om uit te leggen dat we namens een hele achterban praatten. Alleen was dat toen een aanvulling op je ervaringsdeskundigheid, terwijl het nu als voorwaarde wordt gezien. Een subtiel verschil, met grote gevolgen.
Het nieuwe begrippenkader rond ervaringsdeskundigheid werkt uitsluiting in de hand. Enerzijds heb je de mensen die het Nederlandse woord gebruiken. Zoals van Dale het uitlegt: “Iemand die geldt als expert op een bepaald terrein door wat hij heeft meegemaakt“. Anderzijds de mensen die het begrippenkader gebruiken waarin je niet ervaringsdeskundig wordt door levenservaring, maar door opleiding of cursussen. Het is daarbij ook niet altijd meer gekoppeld aan een bepaald terrein. Vanuit de Nederlandse taal gezien is dit een contradictio in termini.
Scholing voor ervaringsdeskundigen is zinvol, want mensen krijgen in een sneltreinvaart meer inzicht in zichzelf, en leren hoe ze anderen kunnen helpen met hun ervaringsdeskundigheid. Ik vind het alleen jammer dat dit soort scholing vrijwel altijd werkt vanuit het nieuwe theoretische kader. De voorwaarde die daarbij gesteld worden aan het gebruik van het woord ‘ervaringsdeskundige’, impliceren namelijk dat de mensen die hier niet aan voldoen géén ervaringsdeskundige zijn. En het blijft niet bij impliceren.
Er zijn geschoolde ervaringsdeskundigen die zich boven anderen positioneren. Mensen die letterlijk tegen iemand durven zeggen. ‘Jij bent niet ervaringsdeskundig’. Een man schreef me laatst: ‘Ik loop al 20 jaar kliniek in, kliniek uit. Komt zo’n meisje dat twee weken een depressie heeft gehad, me vertellen dat zij de ervaringsdeskundige van ons twee is.‘
Zo’n kleinerende opmerking past niet bij de idealen waarmee ooit is gestreden voor erkenning en democratisering. De oorsprong van ervaringsdeskundigheid is de strijd voor ervaring als derde kennisbron, naast theorie en werkervaring. Het heeft ervoor gezorgd dat we nu als mondige burgers mee mogen praten over onze eigen medische behandeling. Dat we meepraten over zorginkoop en kwaliteitscriteria. Tot de jaren ’60 was dat ondenkbaar.
Van leefwereld naar systeemwereld
Zelf vind ik de grootste kracht van ervaringsdeskundigheid dat het de schakel kan zijn tussen de leefwereld en de systeemwereld. Niet het systeem moet voorop staan, maar de ervaringen van mensen. Juist daarom schuurt het huidige begrippenkader. Het veranderen van de alledaagse betekenis van een woord, gebeurt vanuit de systeemwereld. Hetzelfde geldt voor al die theorieën en onderzoeken naar ervaringsdeskundigen. Erg interessant, maar het heeft niet met de oorspronkelijke ervaringen te maken. Vaak komen die theorieën voort uit onderzoek naar het inzetten van ervaringsdeskundigheid in een bepaalde functie, wat iets anders is dan het hebben van ervaringsdeskundigheid of het zijn van ervaringsdeskundige.
- De kracht van ervaringsdeskundigheid is dat je deskundig bent door ervaring.
- Ervaringsdeskundigheid groeit doordat je steeds meer meemaakt, en de lessen uit je leven leert.
Dit onderwerp is mijn stokpaardje. Ik heb het er graag over, en beland dus regelmatig in discussies. Toch blijf ik het moeilijk vinden om mijn boodschap duidelijk over te brengen. Het lukt me niet om mensen zo te triggeren, dat ze gaan nadenken over iets dat ze zelf vanzelfsprekend vinden. Als ik begin over de historische context en betekenis van ervaringsdeskundigheid wordt daar niet op gereageerd. Hetzelfde voor mijn argument dat het woord in gewoon Nederlands iets anders betekent dan in de vaktaal.
Misschien moet ik gewoon meer geduld hebben. Na alle eerdere artikelen die ik hierover schreef, lijkt er wel wat beweging te komen. Laat ik daarom afsluiten met een overzicht van de punten die blijven gelden, ongeacht het begrippenkader dat je gebruikt.
- Als je jouw ervaringsdeskundigheid wilt gebruiken om andere mensen te helpen, zal je daarvoor de juiste vaardigheden moeten hebben. Als je die nog niet hebt, kan je het leren.
- Als je andere mensen wilt vertegenwoordigen, moet je weten wat zij ervaren en denken. Deze ‘collectieve ervaringskennis’ kan je opdoen. Bovendien moet een vertegenwoordiger draagvlak hebben. Omdat ervaringskennis continu in beweging is, kan je niet zonder contact met je achterban. De breedte van die achterban varieert. Sommige onderwerpen zijn voor een brede groep van toepassing, andere zeer specifiek. Een vertegenwoordiger moet weten wanneer je mensen met andere ervaringen nog kan vertegenwoordigen vanuit je algemene kennis, en wanneer er echt iemand met betreffende soort ervaring gezocht moet worden.
- Als je bij wilt dragen aan de emancipatiebeweging van mensen met een beperking/cliënten, helpt het om de geschiedenis en bruikbare theorieën te kennen.
Hoe fijn zou het zijn als we terug gaan naar de kern. Als we met z’n allen onderscheidende woorden gaan gebruiken. Het Nederlandse woord ervaringsdeskundig blijft wat het is. En voor de ervaringsdeskundigheid die je pas hebt na zelfreflectie en scholing, voeren we een nieuw woord in. Wie zet de eerste stap voor het nieuwe begrippenkader?